-
1 sand
n. zand; strand--------v. met zand bedekken; afschuren met schuurpapier; zand strooiensand1[ sænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zand♦voorbeelden:1 build on sand • op zand bouwen, (iets) op losse grondslag ondernemen3 the sands (of life) are running out • de tijd is bijna om/verstreken, de dagen zijn geteld————————sand2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 grit
n. gravel; zand; lef, durf; uithoudingsvermogen--------v. knarsen (van tanden)grit1[ grit] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————grit2〈 gritted〉1 knarsen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 grit the icy roads
-
4 sand slippery roads
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский